RASSTANDAARD
ADRV e.V. Standaard
geldig vanaf Nov.2001
Algemeen
De Oudduitse Herder is middelgroot, stevig met een brede en sterke rug, stevige bone en goede bespiering.
Afmetingen
De verlangde hoogte op het hoogste punt van het schouderblad ligt bij Reuen tussen de 60-65 cm en bij Teven tussen de 55-60 cm. De Oudduitse herder geeft de impressie dat hij langer is dan hoog. De lengte van de romp dient de hoogte met zo’n 10-17 % te overtreffen.
Karakter
De Oudduitse Herder heeft een stabiel karakter. Hij is zelfverzekerd, nieuwsgierig, zonder onnodige agressie, alert en makkelijk te trainen.
Om dienst te doen als Waak-, geleide- en diensthond dient hij over de nodige moed, vechtlust en doorhoudingsvermogen te beschikken.
Hoofd
Het hoofd is wigvormig en in proportie met het lichaam(lengte ca. 40 % van de schouderhoogte), zonder een te plompe of langgestrekte indruk te wekken. De breedte van het voorhoofd tussen de oren is matig breed. Het hoofd van schedelbasis tot stop is van de voor- en zijkant gezien licht gewelfd, er mag hooguit een zwakke middengroef zichtbaar zijn. Lengte en breedte van de bovenkant van het hoofd zijn ongeveer gelijk.
De bovenkant van het hoofd ( van schedelbasis tot stop) en snuit zijn eveneens ongeveer gelijk.
Het voorhoofd loopt (van bovenaf gezien) van de oren tot de neuswortel gelijkmatig af naar de iets schuin lopende snuit, zonder een te uitgesproken welving bij de stop.
De kaken zijn sterk ontwikkeld.
De bovenkant van de snuit is recht, zonder deuken of kromming.
De lippen zijn mooi sluitend en donker van kleur.
Neus
De neus moet zwart zijn.
Tanden
42 in getal (20 boven en 22 onder), sterk ontwikkeld en op elkaar komend in een schaarbeet.
Een over- of onderbijt is een zware fout, net zoals te grote afstanden tussen tanden en kiezen.
Een rechte opstelling van de tanden tussen de hoektanden is eveneens ongewenst, deze dienen
het verloop van de kaak in een lichte, gelijkmatige boog te volgen.
De kaken dienen krachtig ontwikkeld te zijn zodat de wortels van de tanden en kiezen mooi in de kaak ingebed kunnen zijn.
Ogen
De ogen zijn gemiddeld van grootte en amandelvormig, iets schuin geplaatst en niet uitpuilend. De oogleden moeten netjes aan de oogbol aansluiten. Ze mogen niet naar binnen krullen of van de oogbol afhangen.
De kleur van de ogen is donker- tot lichtbruin, waarbij een donkere kleur de voorkeur heeft.
Lichte, stekende ogen zijn niet wenselijk , deze verminderen het totaalbeeld van de hond.
Nek
De nek is sterk en gespierd en zonder halskwab. De nek is in een winkel van ca. 45% aangezet aan de romp.
Lichaam
Het hele lichaam moet er goed gecoördineerd uitzien, stevig en solide. Het lichaam verloopt zonder zichtbare onderbreking in een lijn van de nek , tussen de schoudenbladen over de rechte rug naar het licht afdalende achterwerk tot de staart. De rug is matig lang, stevig, goed gespierd en sterk van botten. De lende is breed, kort, goed ontwikkeld en gespierd. De kroep moet lang, licht afdalend (ca. 23% ) en zonder onderbreking in de staartaanzet overgaan.
Borst
De borst is matig breed, beginnend bij de ribben is hij diep(ca. 45-48 % van de schouderhoogte) en ruim.
De ribben zijn elastisch en lang, niet rondgebogen of vlak. De borstkas mag niet te rond , te recht of te kort zijn , dit belemmerd de beweging van de ellebogen.
Staart
Gepluimd en met de laatste wervel uitstekend voorbij de hakpees. De staart komt vloeiend uit het kruis en lijkt te hangen als een pluim. In rust hangt de staart in een lichte bocht als een sabel. Als de hond opgewonden is of in beweging, wordt de kromming groter en rijst de staart maar zal nooit voorbij de verticale lijn naar voren krullen. Een staart die gedragen wordt voor de verticale lijn is niet toegestaan. Het is verboden de staart door middel van een operatie te corrigeren.
Voorhand
De voorbenen, gezien van de zijkant en van de voorkant zijn recht.
De schouderbladen zijn lang, schuin geplaatst en liggen vlak. De bovenarm staat in rechte hoek met het schouderblad, echter ligt de hoek gemiddeld bij 110 graden. Beide schouderbladen en bovenarmen zijn goed gespierd.
De ellebogen mogen niet naar buiten of binnen gebogen zijn. De voorbenen staan parallel en zijn goed gespiert en krachtig. De lengte van de middelvoet bedraagt ca. 1/3 van het onderbeen en staat in een hoek van 20-22%. Zowel een te schuin (meer dan 22%) als een te recht (minder dan 20%) staande middenvoet belemmerd de gebruikseigenschappen van de hond, in het bijzonder het uithoudingsvermogen.
Voorpoten
De voeten zijn ovaal, compact met goed gebogen tenen, De zolen dik en stevig, maar niet broos. De nagels donker en sterk.
Achterhand
Boven- en onderbeen zijn van ongeveerd dezelfde lengte en staan in een rechte hoek tegenover elkaar. De dij, van de zijkant gezien is breed, boven en onder goed gespierd. Boven- en onderbeen hebben bijna dezlfde lengte en vormen een hoek van ca. 120 graden.
De spronggewrichten zijn goed ontwikkeld en krachtig, de middenvoet staat recht onder het spronggewricht.
Achterpoten
Zijn gesloten, met goed gebogen tenen. De zolen zijn dik en stevig, de nagels donker en krachtig.
Gang
De Oudduitse Herder is een draver.
De gang is elastisch, zonder moeite, gelijkmatig en ritmisch, maximaal vooruitkomend met zo weinig mogelijk passen. Tijdens het lopen beslaat hij een hoop grond door lange stappen met voor- en achterpoten. In draf neemt hij nog meer grond met langere passen en beweegt sterk en makkelijk met coördinatie en balans, zodat de gang lijkt op een gelijkmatige beweging van een goedgesmeerde machine. De voeten blijven dicht bij de grond zowel bij het naar voren reiken als bij de achterwaartse afzetting. Om zulk een ideale beweging te verkrijgen moet er een goede ontwikkeling zijn van spieren en gewrichten. De achterhand levert via de rug een sterke afzet, die het hele dier lichtjes oplicht en het lichaam vooruitstuwt. Voorbij de afdruk van de voorbenen komen de achterpoten stevig op de grond. Als de hond zijn snelheid vergroot in een “vliegende beweging” moet hij vloeiend bewegen, zonder stampen. De voorbenen moeten ver voorbij de neus reiken terwijl de kop voorwaarts uitstrekt.
Bij een gelijkmatige draf met een licht gerezen staart ontstaat een vloeiende lijn van de oren tot het puntje van de staart.
Huid
De huid sluit losjes aan, zonder rimpelvorming.
Vacht
De Oudduitse Herder heeft een dicht sluitende dubbele vacht van middelgrof, zacht haar met een wollige ondervacht. Op de rug valt het haar meestal in een natuurlijke scheiding.
Het hoofd en snuit, de achterkant van de oren en voorkant van de benen zijn bedekt met kort glad haar. De nek heeft uitgesproken manen die reiken tot de borst. De rest van de torso is met lichtelijk korter haar bedekt. Aan de oren, achterkant van de benen en onderkant staart eveneens uitgesproken manen.
De juiste beharing voor de Oudduitse herder is Langhaar en langstokhhaar met onderwol. Lang, zacht, deckhaar met onderwol. Vaak boven op de rug in een scheiding, Vlaggen aan de oren en en op de rug van de onderarm, en een lange dichte broek en staart met vlaggenvorm naar beneden.
Honden zonder onderwol zijn uitgesloten.
Kleuren
Zwart met roodbruin, goudbruin tot lichtgrijs. Totaal zwart zonder anderskleurige vlekken, geheel grauw, bij grauw donker gewolkt, zwart zadel en zwart masker.
Onopvallende witte vlekjes en lichte binnenkanten zijn toegestaan maar niet wenselijk.
Bij geheel zwarte honden zijn lichte vlekken niet toegestaan! De snuit moet bij alle kleurvariaties zwart zijn. Ontbrekend masker, lichte tot stekende ogen, lichte tot witte tekening aan de binnenzijde van de benen, lichte tot witte vlekken op de borst, lichte nagels en een rode staartpunt tonen gebrek aan pigment. De ondervacht dient lichtgrijs te zijn.
Wit is als vachtkleur niet toegestaan.
Maat/Gewicht
Reuen: Schofthoogte: 60-65 cm
Gewicht: 30-40 kg
Teven: Schofthoogte: 55-60 cm
Gewicht: 22-32kg
Scrotum
Bij een reu dienen de teelballen even groot en zichtbaar normaal ontwikkeld te zijn. Zij moeten goed in het scrotum zijn ingedaald.
Fouten
Elke afwijking van bovenstaande punten dient als fout te worden gezien. De beoordeling van zulke fouten dienen in verhouding met de zwaarte van de afwijking te staan.
Zware fouten
Afwijkingen van bovenstaande punten die het gebruik van de hond verminderen.
Oorafwijkingen: Oren die te laag zijn aangezet of te ver opzij staan, slappe oren, hangoren.
Duidelijk gebrek aan pigment.
Een ongelijkmatige lichaamsbouw.
Tandafwijkingen
Alle afwijkingen van het schaargebit, afwijkingen van de tandformule, tenzij het om afwijkingen gaat die diskwalificatie tot gevolg hebben (zie onderstaande).
Afwijkingen die tot diskwalificatie leiden
- Honden met een zwak karakter, bijtende en angstige honden.
- Honden met nagewezen heupdysplasie
- Monorchide (een teelbaal) en cryptochide(geen teelballen) reuen en reuen met duidelijk ongelijke of slecht ontwikkelde teelballen.
- Honden met misvormde oren of staart.
- Honden met verminkingen en misvormingen.
- Honden met gebitsafwijkingen en ontbreken van:
– 1 maal premolar 3 en een verdere kies/tand of hoektand
– 1 maal premolar 4, of 1 molar 1 of 1 molar 2, of in totaal 3 tanden/kiezen
– of meer tanden/kiezen
- Honden met kaakafwijkingen:
– Onderbeet
– bovenvoorbijten
– tanggebit
- Afwijking van de gewenste schofthoogte van meer dan 1 cm naar boven of beneden.
- Albinisme
- Een witte vachtkleur (ook indien ogen en nagels donker zijn.
Ter info
De oudduitse herdershond
Het ras is ontstaan uit de “gewone” Duitse herdershond. Vroeger was “Duitse Herder” nog geen rasnaam maar een verzamelnaam voor verschillende soorten herdershonden.
Door éénkleurige honden uit te sluiten van de fok en later ook de ruw- en langharige honden is het populaire ras “Duitse Herder”, zoals wij hem nu kennen, ontstaan.
Er worden nog steeds langharige herders uit “gewone” Duitse herders geboren maar ze worden door de SV als een fokuitsluitende fout bestempeld. Sinds januari 2011 is de langstokhaar erkend binnen de FCI, ondanks dat wordt de oudduitse herder nog steeds niet erkend.
Rond het einde van de 18e eeuw wilde Rittmeister Max Emil Friederich von Stephanitz een diensthond , moedig en sterk met goede werkkwaliteiten fokken, de ideale gebruikshond. Zijn ideale hond vond hij op een tentoonstelling van gebruikshonden in Frankfurt. De hond heette Hektor Linksrhein. Hij besloot deze hond aan te kopen en op 22 april 1899 bracht de Ritmeester deze hond uit op een tentoonstelling in Karlsruhe onder de naam : Horand vom Grafrath
Op dezelfde dag richtte hij de Deutschen Schäferhunde-Verein (SV) op.
In september 1899 werd de rasstandaard van de Duitse Herdershond aangenomen en in mei 1900 werd het fokregister (Zuchtbuch) goedgekeurd met als stamvader van de huidige Duitse Herder : Horand vom Grafrath. (genoemd naar de woonplaats van de Rittmeister)
Deze hond werd dus de eerste hond met een stamboom : SZ-nummer 01
In 1984 werd in Duitsland door de grote groep liefhebbers van de langharige herdershond het “Langhaar-Schäferhunde-Verband Deutschland” opgericht. Er werd met uitsluitend langharige honden verder gefokt en zo ontstond het ras Oudduitse Herder.
In de bloedlijnen van de oudduitse herder, kom je dus ook de kortharige voorouders tegen.
De oudduitse herder is een middelgrote hond, het verschil tussen de oudduitse herdershond en de Duitse herderhond is de lengte van de vacht. Door zijn lange haren toont de oudduitse herder machtiger en imposanter dan de Duitse herder. De ruglijn is recht en niet schuin aflopend. Zijn inzetmogelijkheden zijn net als bij de Duitse herder breed: diensthond, beschermhond, reddingshond, blindengeleidehond of familiehond.
De oudduitse herdershond heeft altijd 2 langstokharige ouders. Heeft de hond 2 kortharige (stokhaar) ouders, dan worden het langstokhaar duitse herders genoemd.
De oudduitse herdershond is een niet FCI-erkend ras. Daarom krijgt de oudduitseherder zijn stamboom (afstammingsbewijs) van de rasvereniging. Meer info over de rasvereniging: http://www.adrv.eu/
Om een hond in te mogen zetten voor de Oudduitse herder fokkerij, zal er vooraf een röntgenbeoordeling en fokgeschiktheids keuring plaatsvinden. Voordat de hond aangekeurd wordt, worden de heupen en ellebogen vooraf geröntgend op HD (heupdysplasie) en ED (elleboogdysplasie). Als de röntgenfoto’s in orde zijn bevonden dan pas kan de hond voorgebracht worden voor de fokgeschiktheids keuring. Als de hond deze keuringen goed heeft doorstaan, dan mag hij ingezet worden voor de fokkerij.
Op zich is het ras erg makkelijk v.w.b. de verzorging. Een borstelbeurt volstaat in de 1 à 2 weken. In de ruiperiode is het uiteraard zaak, dat dit dagelijks gebeurd.
De staart en de broek en de flossen achter de oren die moeten vaker gekamd worden. Een grote wasbeurt is niet noodzakelijk voor de hond.
De Oudduitse herdershond is uitermate geschikt als familiehond. Ze hebben een stabiel en zelfverzekerd karakter, nieuwsgierig zonder onnodige agressie alert en makkelijk te trainen.
Raadzaam is, om wat te ondernemen met deze honden. Een rondje om het huis, is niet voldoende. Het zijn honden die graag werken voor de baas. Ze hebben een echte ‘will to please’. Ze moeten zowel lichamelijk als geestelijk bezig gehouden worden. Dit kan in de vorm van sporten met de hond, op verschillende fronten, lekker lange wandelingen maken noem maar op. Als de hond deze bezigheden niet krijgt aangeboden door zijn baas zal hij niet gelukkig zijn. Het doet hem dus niet goed als je ‘m louter voor de gezelligheid in huis houdt en geen enkele bezigheid biedt.
Wanneer je dit mooie pluizige bolletje wol ziet als pup, bedenk dan vooraf wel goed, dat dit pluisje uitgroeit tot een grote hond met veel werklust. Ben je van plan wat te gaan ondernemen met je hond, en hem de juiste opvoeding te geven dan zal dit een maatje voor altijd worden.